
Veel leesplezier.
Een statige reiger staat in gevechtshouding roerloos klaar om zijn eerste visje van die dag uit het water te halen. Hij wordt omgeven door een deken van dauw en lijkt zich niet druk te maken om de reeeën die in stilte hun dorst lessen. De immer aanwezige eenden zijn al vroeg wakker en poetsen hun verenkleed in het bijna lauwe water. Er is nog geen zuchtje wind te zien op deze vroege ochtend in augustus. We kunnen ons opmaken voor een warme dag, denk ik terwijl ik even naar boven kijk. Een stralend blauwe hemel kijkt terug. Een waterig zonnetje wint al in kracht en doet zijn best om de aarde weer te verwarmen. 's Ochtends om een uur of zes is de wereld mooi, vind ik. Vandaag is het mijn wereld. Een groene oase van rust waarin het in eens niet meer telt hoeveel pond een eventuele vangst zal wegen. Een wereld waarin details vervagen en waarin je verstand en zintuigen in één keer overschakelen naar een modus waarin alles wat je normaal gesproken belangrijk vind plotseling niet meer zo spannnend is. De constante hoogspanning die ik op mijn werk ervaar is al tijdens de eerste nacht aan dit water geheel verdwenen, en heeft plaats gemaakt voor het gevoel van het "niets hoeven". Is dit nu die kerel die amer vijf minuten stil kan zitten? Die druktemaker die al na een uur zijn aandacht niet meer houden bij die ene bezigheid? Hier zit iemand anders aan het water. Een tevreden mens die blij is met de zegeningen die de natuur in de aanbieding heeft vandaag. Niemand op het werk kan zich voorstellen dat ik zomaar, zonder me druk te maken, een paar dagen aan de waterkant kan zitten. Ik zelf eigenlijk ook niet, maar toch kost het me weinig moeite om over te schakelen naar het wat mij betreft totale niets doen.

Bezoeker zijn in een biotoop waar verwrongen menselijke normen en waarden niet tellen. Een wereld waarin zoveel verschillende diersoorten zich met de meest essentiële zaken bezig houden, overleven en zorgen voor nageslacht. Meer hoeven ze niet te doen. Geen besef van heden, verleden of toekomst. Mooi toch?
Turende over het water op zoek naar een teken van leven van mijn vriend en vijand, de karper, krijg ik visioenen over een huisje aan dit water. Ieder beschikbaar moment zou ik onderdeel zijn van dit geheel. In de verte hoor ik een tractor aankomen, de aardappelen moeten uit de grond. De boer moet ook overleven, bedenk ik me op het moment dat het storende geluid dichterbij komt. Het enige aanwezige geluid wat niet van dieren afkomstig is. De reeën kijken even op, maar zijn inmiddels gewend aan deze buren en drinken daarna rustig verder. Dieren accepteren meer van "buitenstaanders" dan mensen, concludeer ik terwijl ik mijn eerste kop koffie opdrink. Ieder besef van tijd verdwijnt. Een vroege wandelaar probeert een jonge Labrador de grondbeginselen van gehoorzaamheid bij te brengen. Beiden hebben duidelijk plezier in deze prille relatie. Mens en dier die hun uiterste best doen om elkaar te begrijpen. Ze leven naast elkaar en communiceren op de meest primitieve manier. Ze begrijpen elkaar. Soms.
Ik kan me er niet eens druk om maken als deze pup vlak bij mij met een grote plons het ruime sop kiest. Dapper als hij is probeert hij een pluisje eendendons van het wateropervlak te happen. Iedere keer als hij toehapt schuift het veertje door de waterverplaatsing een stukje op. "Mooi he?" zegt zijn baas, terwijl hij met zijn handen in zijn broekzakken naast me komt staan. "Zou het hem lukken?" antwoord ik hem. Na verscheidene pogingen is de prooi eindelijk verslagen en trots komt de pup het aan de baas aanbieden. Hij shud zich vlak bij ons uit en is klaar voor de volgende uitdaging. Langzaam verdwijnen deze vrienden voor het leven uit het zicht. Ik blijf weer alleen achter en nu pas dringt weer tot me door waarvoor ik hier eigenlijk ben gekomen. De vis is vergeten om me te voorzien van een teken van leven in de afgelopen nacht. Ik heb er letterlijk niet echt wakker van gelegen, maar misschien is dit een goed moment om de hengels te voorzien van fris aas. Tijdens het uitroeien van de lijnen bespeur ik verschillende scholen jonge visjes. Niet groter dan een centimeter en zich al terdege bewust van al het gevaar dat de grote boze buitenwereld met zich mee brengt zwemmen ze vlak onder de oppervlakte en altijd in de buurt van wat beschutting. Ik verkruimel een meegebrahcte boilie en bekijk hoe deze jonge aanwas zich te goed doet aan het aangebodene. Zij lusten het in elk geval wel. Één lijn ligt vlak tegen een grote rietkraag. Wat ik gisteren niet gezien heb is dat er een waterhoentje vlak bij deze stek een nest met daarin twee jongen tracht groot te brengen. Het beest verlaat het nest op het moment dat ik dichterbij kom. Luid schreeuwend tracht ze mijn aandacht te trekken, zodat ik bij haar jongen uit de buurt zal blijven. Op gepaste afstand laat ik voorzichtig mijn lijn in het water zakken en roei terug. Moeder waterhoen ziet dat haar methode succes heeft gehad en keert terug op het nest. Op zo'n moment denk je niet na bij het feit dat die watervogels niet de grootste vrienden zijn van het karpervissers-gilde. Nee, hier ontstaat nieuw leven. Daar dien je respect voor te hebben.
Ook de rest van deze ochtend laat de vis zich niet zien. Even maakt een lichte paniek zich van mij meester. Het zal toch niet zo zijn dat mijn uitgebreide en strategische opgezette voersessie geen vruchten af gaat werpen? Waarom werkt het nu juist niet en anders altijd wel? Misschien dat een korte wandeling rond de stek verheldering kan brengen. Na een paar passen valt mijn oog op de boer, die gezeten tegen de achterband van zijn tractor samen met wat volgens mij zijn zoon moet zijn, een kop koffie inschenkt en een thuis gesmeerde boterham op eet. De pet op het achterhoofd en het gezicht bezweet en onder het zand. Ze spreken niet. Ze kijken in mijn richting en zien mijn kampement staan. Ik zie ze denken… Een licht hoofdschudden van de boer maken zijn gedachten duidelijk. "Daar zit weer zo'n idiote karpervisser", het straalt van zijn niet begrijpende gezicht af.
Ik druip, een beetje beschaamd, af naar mijn tijdelijke verblijf en zak terug in mijn stoel. De zon staat inmiddels hoog aan de hemel en brandt ongenadig fel. Ik doe mijn sloffen en sokken uit en schuif mijn stoel zo ver naar voren dat de voorpoten in het water staan. Voorzichtig neem ik plaats op mijn troon. De koning van deze geweldige plas zit met zijn voeten in het water. Mijn koninkrijk kan wel even zonder mij, schat ik in . Ik schuif de klep van mijn pet voor mijn ogen en doe mijn ogen dicht. Wat kan mij die vis nu schelen…
Geen opmerkingen:
Een reactie posten